De zusjes Tanja en Kitty worden vanuit Amsterdam met een boot naar een dorp in het oosten van het land gebracht, samen met andere kinderen. Hoewel ze samen willen blijven, worden ze van elkaar gescheiden maar ze komen wel bij elkaar in de buurt terecht zodat ze elkaar kunnen bezoeken. Tanja heeft het heel goed bij de familie Van Zanten. Na een tijdje mag ze een envelop brengen bij de dominee. Op de terugweg ontmoet ze een jongen, Chris. Hij stelt vragen over het aantal mensen bij de Van Zantens en of er onderduikers bij hen verblijven. Tanja vindt het maar verdacht en geeft er geen antwoord op. Ze komt Chris vaker tegen en er ontstaat een voorzichtige vriendschap tussen hen. Tanja blijft op haar hoede want ze is te weten gekomen dat Chris een zoon is van de NSB-burgemeester.
Chris vindt het een goede zaak dat de Duitsers Nederland bezet hebben en wil zijn vader tevredenstellen, die zegt dat het ‘voor een goede zaak’ is en dat Nederland orde nodig heeft.
Chris komt te weten dat de dominee ook iets met het verzet te maken heeft en wil een ‘goede daad’ doen…
Dit is een bijzonder boeiend verhaal over de onmogelijke vriendschap tussen een zoon van een NSB-er en een ondergedoken meisje. De hoofdstukken zijn om en om vanuit het perspectief van Tanja en Chris geschreven. De hoofdstukken over Tanja zijn in de eerste persoon geschreven en die van Chris in de derde persoon. Dit boek is een aanrader voor de jeugd maar ook voor iedereen die geïnteresseerd is in de leefwereld van tieners in oorlogstijd.